Kleine Ruiter
Op de Wolga daar vaart Olga
met haar scheepje naar de zee.
En haar Iwan, een kozak op zijn paard
rijdt verliefd als een gek met het schip mee.
Rij maar kleine ruiter, rij maar kleine ruiter,
rij maar, dan haal je haar in misschien.
Rij maar langs het water, rij maar langs het water.
Rij maar tot je haar weer terug zult zien.
Ho ja hoo. Ho ja hoo. Ho ja hoo. Ho ja hoo.
Maar de golven van de Wolga
dragen sneller dan zijn paard.
En het schip raakt verder bij hem vandaan.
En vertwijfeld kijkt hij hoe het weg vaart.
Rij maar kleine ruiter, rij maar kleine ruiter,
rij maar, dan haal je haar in misschien.
Rij maar langs het water, rij maar langs het water.
Rij maar tot je haar weer terug zult zien.
Ho ja hoo. Ho ja hoo. Ho ja hoo. Ho ja hoo.
En wat naar is maar toch waar is:
Iwan ziet haar nooit meer terug.
Want hij rijdt met paard en al in de zee
en zo blijven ze beiden alleen.
Rij maar kleine ruiter.
Rij maar, vreemde snuiter, niet te snel het water in.
Rij maar, langs de Wolga zijn er duizend Olga's.
Rij maar regelrecht de hemel in.
Ho ja hoo. Ho ja hoo. Ho ja hoo. Ho ja hoo. Hoi.