Schipbreukeling
Op 't onbewoonde eiland in de Stille Oceaan
Daar zitten we al zesentachtig dagen
Het schip waarop we zaten is met man en muis vergaan
't Schip is op de klippen stuk geslagen
We zwommen door de golven, we spoelden hier aan wal
En Joost mag weten of 't ooit in orde komen zal
refren':
Schipbreukeling, schipbreukeling,
Wat een mieze- mieze- miezerig bestaan
Schipbreukeling, schipbreukeling,
Midden op de oceaan
Daar is een stip aan de horizon!
Schip aan de horizon!
Zwaaien met je onderbroek, zwaaien met je hemd
O nee 't is al weg weg, o jee, 't is al weer weg
Pech, pech, pech
Op 't onbewoonde eiland in de Stille Oceaan
Daar zitten we al maandenlang te turen
En we eten rauwe vissies en we eten een banaan
En zo kan het nog wel veertig jaren duren
En we zuigen om de beurte op 't velletje van de worst
Een van ons is al waanzinnig, al waanzinnig van de dorst
refren'
Op het onbewoonde eiland is het haast met ons gedaan
We hebben alle hoop al opgegeven
En we kijken nou mekander met betraande ogies aan
Morgen zijn we geen van allen meer in leven
Uitgeput en uitgemergeld geven wij mekaar de hand
Wij gaan sterven kameraden, op het onbekende strand
Schipbreukeling, schipbreukeling,
Wat een mieze- mieze- miezerig bestaan
Schipbreukeling, schipbreukeling,
Midden op de oceaan
Daar is geronk aan de horizon!
Gezoem aan de horizon!
't Is een helikoptertje, hij heeft ons gezien
We worden opgehesen, eindelijk gered
Eindelijk gered